Sneeuwpop een kort verhaal door Joseph Roelands
Hey lieve lezer van Mel’s Day, November en December voor mij de mooiste maanden van het jaar. Want dan mag alles weer in het teken staan van de winter en kerst. Overal gezellige lampjes en kaarsen aan. En als we geluk hebben wordt de wereld bedekt in een prachtige laag witte sneeuw. Wat wil een mens nog meer. Nou misschien een leuk kort verhaal lezen. De titel van dit verhaal is Sneeuwpop en het verhaal is geschreven door Joseph Roelands.

Sneeuwpop door Joseph Roelands
Mijn kinderen hadden nog nooit zoveel sneeuw gezien. De afgelopen jaren was er wel af en toe wat
gevallen, en op TV zagen ze de pret in andere delen van het land. Maar dat was het nadeel van aan
de kust wonen, hier was de winter net iets zachter. En Siberische taferelen, zoals natuurijs en witte
daken, waren zeldzaam en kortdurend. Maar deze winter was anders. Drie dagen voor Kerst,
vertelde mijn dochter me, dat een witte kabouter haar had beloofd dat het zou gaan sneeuwen.
“Dit wordt de strengste winter ooit!”, had ze enthousiast geroepen.
Niet één weerman had het zien aankomen. Maar Ivy kreeg gelijk, en hoe! Op Kerstavond begon het
te sneeuwen en de volgende ochtend lag het tegen de ruiten aan. Opgezweept door een ijskoude
noordoostelijke wind, lag het op sommige plekken meer dan een meter hoog. Maar ook de tuinen,
wegen en velden waren bedekt met een dikke witte laag, waar de meeste honden onzichtbaar onder
verdwenen als ze naar buiten renden.
Ivy en haar broertje hadden de hele dag buiten gespeeld. Ze waren door het dolle heen en pas toen
de zon al helemaal onder was, kreeg hun moeder het eindelijk voor elkaar om ze naar binnen te
slepen. Door en door verkleumd maar met stralende ogen en blosjes op de wangen. Ze aten
erwtensoep met worst, zoals dat volgens de twee zo hoorde en na het eten kostte het ons de grootste
moeite om Ivy binnen te houden. Ze moest weer naar buiten, vertelde ze haar moeder, het was nog
niet af. Maar deze was onverbiddelijk en deed de deur op het nachtslot.
“Morgen, als de zon weer op is, kunnen jullie weer verder spelen”, had ze beloofd en bracht hen
naar bed. Ook daar bleef onze dochter nog meer dan een kwartier proberen, om weer naar buiten te
mogen, want de witte kabouter zou niet blij zijn als het nog niet af was.
“Dan moet die witte kabouter het zelf maar afmaken”, gromde haar moeder en deed het licht uit.
Op Tweede Kerstdag zat Jonas al vroeg aan tafel, maar zijn zus was blijkbaar vergeten hoe
belangrijk het werk buiten was, want ze sliep lekker uit. Tien minuten later gilde mijn vrouw boven
dat Ivy weg was. Het raam stond open en ze was er gewoon uitgesprongen. Dat kon ook best want
de sneeuw lag zo hoog, dat ze zacht terecht moest zijn gekomen. Ik trok snel mijn jas aan en samen
met Dreumes, onze zwarte labrador, liep ik de schemerochtend in.
Hoe lang zou ze al weg zijn? Ik ging naar de plek onder het raam en volgde het spoor door de
sneeuw. Gelukkig was er vannacht niet zo heel veel meer bij gevallen, dus de sporen waren nog
steeds heel goed zichtbaar. Zo te zien was ze naar het kasteel gelopen. Nou ja, kasteel. Zo werd het
nog steeds genoemd, maar veel meer dan een zielige ruïne was het niet meer.
Midden op de kleine bevroren vijver, lag een hele grote sneeuwbal. Ik zag aan de sporen dat ze
deze hadden gemaakt op het naastliggende grasveld, waar veel sneeuw ‘opgerold’ was. Naast de
grote bal lag ook nog een iets kleinere, ongetwijfeld bedoeld om er bovenop te zetten, tot een
sneeuwpop, maar veel te groot voor kinderen om te tillen. Plotseling zag ik haar roze pyjama.
Mijn hart sloeg een paar slagen over terwijl ik op volle snelheid over het ijs rende. Het kraakte hier
en daar vervaarlijk, maar daar liet ik me niet door tegenhouden. Ik wilde zo snel mogelijk bij mijn
kleine meid zijn. Spierwit en met de sneeuw nog op haar handen, lag ze naast de kleinere bal. Ze
had duidelijk geprobeerd om hem erop te tillen. Met tranen in mijn ogen, probeerde ik te voelen of
ik nog een hartslag kon detecteren. Gelukkig, maar wel heel ver en heel vaag.
Ik trok mijn jas uit, wikkelde haar erin, tilde haar op en rende zo mogelijk terug naar huis. Dreumes
rende blaffend achter me aan en mijn vrouw kwam ons door dat geluid al tegemoet. Ze belde
meteen de dokter, terwijl we haar naar binnen droegen en bij de open haard legden. De stof van
haar pyjama was bevroren en brak bijna in stukken, toen we deze van haar af stroopten. Het tengere
lijf was bijna een blauwachtig wit en mijn vrouw kroop met ontbloot bovenlijf tegen haar aan, om
onze dochter op te warmen.
Nog voor de dokter kwam, deed Ivy haar ogen alweer een beetje open. Ze begon meteen te huilen
en zei dat de witte kabouter nu wel heel erg boos op haar zou zijn. Ze moest gauw weer terug om
de sneeuwpop af te maken.
“Jij gaat nergens meer heen”, sprak Irene boos, “als papa je niet op tijd gevonden zou hebben, zou
je bevroren zijn.”
Het meisje begon daarop nog harder te huilen en zei dat het dan eeuwig winter zou blijven, want
dat had de witte kabouter haar verteld.
“Welnee”, probeerde ik haar gerust te stellen, “het wordt straks gewoon weer lente en die witte
kabouter moet maar gewoon naar mij toe komen als hij iets gedaan wil hebben, en jou verder met
rust laten.”
“Maar jullie kunnen hem niet zien”, wierp Ivy tegen, “Alleen kinderen kunnen hem zien.”
Jonas, die achter ons op de bank naar het tafereel voor de haard zat te kijken, viel zijn zusje bij.
Ook hij had gisteren de witte kabouter gezien en daarom zijn zusje de hele dag geholpen met het
maken van de sneeuwpop.
We keken onze kinderen verbaasd aan. Hadden ze nou beiden dezelfde fantasie, of heeft Ivy haar
broertje ervan overtuigd dat het zo was.
“Weet jij waar die kabouter nu is?”, vroeg ik mijn zoon. De jongen knikte en terwijl Ivy en haar
moeder op de dokter wachtten en warme kleding gingen aantrekken, liepen we samen, met
Dreumes, het huis weer uit, terug naar de vijver bij de ruïne van het kasteel. Opnieuw kraakt het ijs,
toen we eroverheen liepen.
“Waarom midden op het ijs?”, vroeg ik Jonas, “dat is nog levensgevaarlijk ook. Het heeft pas 2
nachten gevroren.”
Mijn zoon antwoordde niet en wees met zijn vinger naar een bankje aan de andere oever.
“Daar zit-ie”, fluisterde hij. Ik keek naar het bankje. Zoals verwacht, was er helemaal niets te zien.
Maar omdat mijn beide kinderen er zo van overtuigd waren, besloot ik niet meteen op te geven.
“Kunnen we met hem praten?”, vroeg ik. Jonas knikte en samen liepen we naar het bankje.
Dreumes bleef op een flinke afstand staan grommen. Het was duidelijk dat onze trouwe viervoeter
ook iets zag.
“Vraag hem waarom hij een sneeuwpop wil”, begon ik via Jonas het gesprek.
“Hij kan jou wel horen”, lachte mijn zoon, “jij alleen hem niet. Hij zegt dat er overal op dit
moment sneeuwpoppen door kinderen worden gebouwd, om te voorkomen dat de winter blijft.”
Ik pakte mijn mobiel en keek op internet. Tot mijn verbazing zag ik meldingen op diverse social
media, van kinderen die geobsedeerd sneeuwpoppen maakten. Twee van hen waren in Duitsland al
doodgevroren en in Denemarken, was een meisje met sneeuwpop en al door het ijs gezakt.
“Waarom op het gevaarlijke ijs?”, vroeg ik aan het lege bankje. Jonas luisterde even en zei dat het
ijs onder het gewicht van de sneeuw zou smelten en breken, waardoor de sneeuwman zou oplossen
in het water eronder. Als er genoeg zouden smelten, zou de winter zich pas terugtrekken.
“Maar dit is te gevaarlijk voor kinderen”, probeerde ik het onzichtbare wezen te overtuigen, “er
zijn al doden gevallen.” Jonas keek even opzij, na mijn laatste woorden en luisterde gespannen naar
het antwoord van de witte kabouter:
“Hij zegt dat we genoeg kinderen hebben”, gaf Jonas met verbazing het antwoord aan me door.
Wat een afschuwelijk antwoord. Ik kon me niet meer voorstellen, dat dit wezen, het beste voorhad
met ons.
“Kun je me beschrijven hoe de witte kabouter eruitziet?”, vroeg ik aan mijn zoon. Maar voordat hij
kon antwoorden, zag ik hem ineens zelf. Blijkbaar bepaalt-ie zelf aan wie hij zich vertoont en aan
wie niet. Het uiterlijk van dit wezen, hield het midden tussen een vis en een kabouter. Wit, bijna
zilver van kleur en de huid bestond uit schubben. Jonas deed een paar stappen naar achteren en
ging achter me staan. Ik begreep meteen waarom.
Hij zag er niet meer uit als een vriendelijke kabouter, maar als een monster. Zijn ogen stonden fel
en de grimas om zijn mond was onheilspellend.
“Grote mensen. Vervelende bemoeiallen. Natuurlijk zal het ijs breken. En zullen kinderen ons
voedsel zijn. Te weinig winters tegenwoordig.”
“Dus je hóópte dat mijn dochter door het ijs zou zakken?”, vroeg ik het wezen, zodat ook Jonas zou
begrijpen, hoe de vork in de steel zat.
“Welnee”, lachtte het gemeen, “ik hoop niet, ik weet.”
Bij dat laatste woord, sprong hij op en rende om Dreumes heen het ijs op. Ik draaide me om en zag
nog net hoe Ivy, tillend aan de kleine bal met een donderend geraas door het dunne ijs zakte.
Opnieuw stond mijn hart stil. In de verte kwam mijn vrouw aanrennen. Onze dochter was haar
ontglipt.
“Jonas, loop om het water heen naar mama”, schreeuwde ik tegen mijn zoon en rende zelf ook het
ijs op. Tot twee keer toe dreigde ik er te vroeg doorheen te zakken dus met een snoekduik gleed ik
het laatste stuk op mijn buik over het ijs naar het wak toe.
Onderwater sloeg de kou meteen op mijn spieren. Mijn ogen konden amper zien en wanhopig
voelde ik met mijn handen om me heen. Heel even werden ze geraakt door een visachtig wezen. Ik
zat dus in de buurt. Ik dook verder in die richting en vond mijn dochter vlakbij de bodem. Ze had
zich net onder de sneeuwbal vandaan geworsteld en was op weg terug naar boven. Ik nam haar
hand en samen zwommen we omhoog.
Naast ons zwom het irritante wezen met ons mee. Een brede grijns op zijn misvormde gezicht.
Boven aangekomen botsten we tegen de onderkant van het ijs. Ik sloeg er tegen, maar hoewel ik er
van bovenaf steeds bijna doorzakte, was het te sterk om van onderen af te breken. Mijn dochter
keek me angstig aan en ik zag dat ze in paniek was en bijna geen lucht meer had.
Maar het wezen had met één ding geen rekening gehouden. Mijn kordate echtgenote. Samen met
Dreumes, bovenop het ijs op zoek naar ons en toen de hond ons had gevonden, brak ze met een
grote sprong zelf ook door het ijs heen.
Ik duwde als eerste Ivy door het gat naar boven en stak daarna zelf mijn hoofd boven water uit.
Vlak naast me kwam ook Irene weer boven water en voorzichtig hielpen we elkaar op het bij de
rand afbrokkelende ijs. De hond was inmiddels Ivy aan haar jas naar de kant aan het slepen waar
Jonas op hen wachtte en hielp haar de kant op te trekken.
Een paar minuten stonden later we alle 5 weer op veilige vaste grond en keek ik bibberend naar de
twee gaten in het ijs. Ze waren ruim 20 meter uit elkaar, ik zou het eerste gat nooit meer gevonden
hebben. Achter ons kwamen de buren aanrennen, gebeld door Jonas, met de telefoon van mijn
vrouw. Met dekens en jassen. Ze ontfermden zich uiteraard als eerste over Ivy en we liepen met
zijn allen terug naar huis.

En daar zitten we nu aan de warme chocolademelk. De buren snappen niet waarom ik niet bozer op
Ivy ben, hoewel ze begrijpen dat ik blij ben dat het zo goed is afgelopen. Maar het had heel anders
kunnen zijn. Ik dank hen voor de goede zorgen maar zwijg in alle talen over de ‘witte kabouter’. Ik
zie dat Jonas, zijn zusje inmiddels fluisterend heeft bijgepraat over ons gesprek met het kleine
monstertje. Ik weet dat ze zich schuldig voelt.
Als de buren ons eindelijk alleen laten en zich gaan voorbereiden op het Kerstdiner, vertellen Jonas
en ik ook alles aan mijn vrouw. Irene kijkt me vol ongeloof aan, en snapt niet waarom ik nu meega
in die fantasie van de kinderen.
“Jullie hadden wel dood kunnen zijn”, moppert ze. Ik zie Jonas over mijn schouder naar buiten
kijken. Ik kijk niet om maar sta op en loop met Dreumes naar de keuken. Ik weet dat hij het wezen
ook kan zien.
“Pak ‘m”, roep ik naar de hond terwijl ik ‘m door de achterdeur de tuin in stuur.
Twee blaffen en een hoog gegil later komt hij terug met iets achter zich aanslepend dat ik nu weer
niet kan zien, maar wel de sporen in de sneeuw. Mijn vrouw en kinderen komen op het kabaal af.
De twee zien dat dreumes hem te pakken heeft en wijzen, maar Irene en ik zien niets.
“Laat jezelf zien, en ik laat je gaan”, roep ik naar de onzichtbare vangst in de bek van de labrador.
Spartelend, met één voet in de bek van Dreumes, wordt het monstertje weer zichtbaar. Mijn vrouw
stiert naar buiten en grijpt het bij zijn nek vast. Dreumes laat los en we kijken met zijn allen naar
wat Irene gaat doen. Bij Ivy rollen de tranen over haar wangen. Verbaasd kijkt mijn vrouw om naar
onze dochter.
“Hij had alleen maar honger”, snikt ze. Vol ongeloof kijkt haar moeder haar aan. Hoe kan ze zo
makkelijk vergeven dat het haar als zijn voedsel had gekozen? Ze haalt een paar keer diep adem en
zet het op zijn beentjes neer. Het rent niet meteen weg, kijkt wel nog een beetje angstig naar
Dreumes en verandert in de vriendelijke witte kabouter die mijn kinderen als eerste zagen.
“Lust je ook kip?”, vraagt mijn vrouw zuchtend, terwijl Ivy al naar binnen rent om wat te halen.
Langzaam knikt de kabouter.
“Okay”, probeert Irene zo kalm mogelijk te, “je krijgt eten, en je laat mijn kinderen met rust!”
De kabouter neemt de kip aan van een lachende Ivy en rent ermee weg, terwijl het weer
onzichtbaar wordt. Alleen de sporen in de sneeuw blijven hem verraden. Onze hond wil er weer
achteraan maar ik hou hem tegen en aai hem over zijn bol “het is oké, Dreumes, goed gedaan!”.
We gaan terug naar binnen en met zijn allen aan tafel zitten. Mijn vrouw vraagt me nogmaals het
hele verhaal te vertellen, want we moeten anderen waarschuwen, al zullen ze ons meestal niet
geloven.
“Stop maar”, zegt ze ineens halverwege het verhaal, “het zijn er waarschijnlijk maar heel weinig,
of misschien zelfs maar één.”
Vragend kijk ik mijn vrouw aan. Irene wijst naar mijn telefoon op de schoorsteenmantel.
“Je had je mobiel helemaal niet bij je.” En ze zoekt op het internet naar de berichten die ik dacht
gezien te hebben. Niets. Niet in Duitsland en niet in Denemarken.
“We hebben geen idee wat het is of hoe het er echt uitziet. Het kan blijkbaar ons dingen laten zien
die er niet zijn. Maar het is fysiek duidelijk niet gevaarlijk voor ons, want het moest hopen dat
jullie verdronken, omdat het zelf niet sterk genoeg is, om jullie echt wat aan te doen.”
Ook onze kinderen snappen nu heel goed, dat het geen zin heeft om hier met anderen over te
praten. Niemand zal ons geloven. Maar Ivy is vast besloten om morgen nog wat eten te gaan
brengen.
“En ik neem Dreumes wel mee”, lacht ze en geeft onze hond ook een stukje kip. Tijdens het eten
gaan Jonas en Ivy een naam verzinnen voor hun nieuwe vriendje. Wonderbaarlijk, hoe snel
kinderen vergeven. Maar ja, het is tenslotte Kerst.
Super bedankt voor je leuke korte verhaal Sneeuwpop Joseph!
Liefs, Melanie
Benieuwd geworden naar meer korte verhalen lees dan ook eens Een blik van een seconde of Sneeuwvlokjes liefde.
*** Let op bloggen is een hobby voor mij, ik heb dan ook niemand die mijn teksten na kijkt op spelling want dat zou mij een paar 100 euro in de maand kosten. Ik heb dyslexie dus de kans is groot dat er hier en daar een spelfoutje in de tekst staat. Ik doe er alles aan om deze te voorkomen maar helaas is dat niet altijd mogelijk. ***