Een Blik van een seconde – Kort verhaal door Valerie Vaes

Hey lieve lezers van Mel’s Day. Het is zondag en op zondag probeer ik een kort verhaal te plaatsen. Onee het is alweer maandag ik ben een dag te laat oeps. Het verhaal van deze week is geschreven door Valerie Vaes. Veel van jullie zullen haar kennen van haar instagram Valeriesboekenwereld. Voor mijn blog schreef ze het verhaal Een Blik van een seconde. Wil je na het verhaal van Valerie nog een leuk kort verhaal lezen lees dan ook Portaal. Voor nu wens ik je heel veel leesplezier.

Nu

Verveeld druk ik op de knoppen van de afstandsbediening om langs de verschillende kanalen te scrollen, maar nergens is iets boeiends te zien. De zoveelste nieuwslezer die aankondigt dat de brandstofprijzen de pan uit swingen, een of andere bekende filmster die op scheiden staat, nog een andere nieuwslezer die de tijd neemt om uitgebreid uit te weiden over regionieuws… Geschrokken spring ik half overeind, waarbij ik het bord spaghetti bijna van mijn schoot de grond op duw. Zag ik dat nou goed? Ik zap snel terug naar het kanaal met het regionieuws en staar in een paar helderblauwe ogen die ik niet snel meer zal vergeten. Is hij het echt? Dat kan toch niet? Ik zet het bord pasta snel op de salontafel, werp een blik op mijn telefoon, maar die blijft stil. Waarom heeft hij me niet gebeld? Teleurgesteld neem ik mijn bord weer op, laat me in de zetel ploffen en zet de tv uit.

Toen

Biep. Biep. Biep. Biep. Met een geïrriteerde zucht duw ik op de knop van mijn wekker die ervoor zorgt dat het ellendige ding stopt met lawaai maken. De rode letters grijnzen me veel te alert toe. 5u30. Veel te vroeg. Net als ik me nog een keer om wil draaien, hoor ik eenzelfde soort gepiep, maar uit een hoek van de kamer. Verbaasd ga ik rechtop zitten, maar realiseer me dan dat het mijn telefoon is met een extra alarm om me zeker op tijd uit bed te halen. Dat ik dat rotding aan de andere kant van de kamer heb gelegd was slim gezien, vond ik gisteren, maar betreur ik nu al. Wie heeft ooit bedacht dat het een goed idee is om voor negen uur in de ochtend op te staan? Ik sleep mezelf naar de badkamer, ga onder de hete stralen van de douche staan en gun mezelf enkele minuten om wakker te worden.

In de keuken gris ik nog snel een bakje yoghurt, een banaan en een flesje water uit de koelkast, haast me door de trappenhal van het appartementsgebouw naar beneden en kruip achter het stuur van mijn auto. Het enige voordeel van zo vroeg opstaan is dat er nog geen sprake is van file. Gelukkig maar. Ik verbind mijn telefoon met de carkit van mijn wagen, zoek een energieke playlist op en hoop dat de muziek de laatste restjes slaap zal doen verdwijnen voor ik bij het station aankom.

Ik parkeer mijn auto in een van de daartoe voorziene vakken, grabbel mijn ontbijt en werktas van de achterbank en haast me naar perron drie. Ondertussen kan ik niet meer bijhouden hoe vaak ik deze route al heb afgelegd, maar mijn goede voornemen om een keer lekker vroeg te komen en tijd te hebben om rustig een koffie te halen bij het zaakje in het station en zelfs de krant te lezen voor mijn trein komt aanrijden, heb ik nog nooit kunnen waarmaken. Een dubbele espresso zou me nochtans goed doen en er zeker voor zorgen dat ik klaarwakker aankom op kantoor. Ik laat me op een van de ijzeren stoeltjes zakken die hier en daar over het perron verspreid staan en heb onmiddellijk spijt als ik de bittere kou doorheen mijn te dunne jeans voel trekken. Toch blijf ik zitten en ik werp voorzichtig een blik naar het perron tegenover dat van mij. Het ligt er volledig verlaten bij en de rust die ervan afstraalt, maakt dat ik zelf even de tijd neem om op adem te komen na deze gejaagde ochtend. Ik kijk op mijn horloge en tel de seconden af tot 6u04. Vijf, vier, drie, twee, een. En jawel, daar is hij. Een sportieve jongeman loopt perron vier op, neemt een krant uit een van de donkerblauwe plastic bakken en zet zich op een ijzeren stoeltje dat zich net niet recht tegenover mij bevindt. Ik probeer zo normaal mogelijk te doen en hoop dat hij niet merkt dat ik hier, zoals elke ochtend, naar hem zit te kijken. Hij verschijnt elke dag, van maandag tot vrijdag, stipt om 6u04 op onze afspraak, hoewel hij natuurlijk niet weet dat het een afspraak is. Het gekke is dat het elke ochtend, vijf dagen per week, exact zo gaat als nu. Hij loopt het perron op, neemt een krant, gaat zitten en vier minuten later verdwijnt hij uit mijn blikveld omdat de trein die me naar het werk brengt mijn blikveld verspert.

Ik werp opnieuw een blik op mijn horloge. 6u07. In de verte hoor ik een trein het station naderen, dus sta ik op, neem mijn spullen en beweeg me naar de rand van het perron. Ik werp nog snel een blik op de man op perron vier, zoals elke ochtend, maar er is één verschil dat me onmiddellijk de adem beneemt. Voor het eerst kijkt hij ook recht naar mij.

Nu

Waarom is hij op het journaal? Verward zet ik de televisie opnieuw aan en zoek het juiste kanaal.

‘Bent u de dame die we zoeken? Reageer dan zeker via het mailadres dat u nu onderaan in beeld ziet verschijnen zodat dit verhaal een sprookjesachtig ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’ krijgt. Dan geef ik u nu nog graag het weerbericht mee.’

Shit, ik heb geen idee waar de nieuwslezer het over heeft en mijn tv-abonnement is niet zo fantastisch dat ik nu meteen terug kan spoelen. In een opwelling zoek ik op de bank naar mijn telefoon. Waar is dat rotding? Tussen de kussens voel ik al gauw het vertrouwde gevoel van het plastic hoesje dat mijn toestel beschermt en surf naar de website van de regionale nieuwszender, in de hoop dat ik het fragment van daarnet kan terugkijken. Gelukkig zie ik meteen een groene balk met de tekst Bekijk de uitzending van vandaag terug en enkele seconden later klinkt de stem van de nieuwslezer door mijn woonkamer. Verwoed probeer ik door te spoelen naar het moment dat ik heb gemist, maar mijn trage internetverbinding zorgt ervoor dat het filmpje elke keer weer moet laden en ik dus niet verder dan tien seconden vooruit kan spoelen. Met een zucht van frustratie besluit ik dan maar de hele uitzending terug te kijken. Terwijl de nieuwslezer iets vertelt over een teruggevonden hondje van een bewoonster uit een verzorgingstehuis, haast ik me naar de keuken om een glas witte wijn te halen. Daardoor giet ik een hele klots wijn naast mijn glas, maar ik ben te gehaast om me daar nu druk over te maken, bang dat ik net het stukje mis dat ik echt wil zien.

Ik installeer me net weer in de zetel als ik opnieuw de felblauwe ogen in beeld zie komen die ik ondertussen zo goed ken. De stem van de nieuwslezer blijft veel te enthousiast doorratelen, maar ik luister niet meer want die blik… Net onder zijn ogen verschijnt een regel tekst: De man die niet kan gaan.

Ik schud mijn hoofd, probeer mijn concentratie terug te brengen naar de nieuwslezer en luister ingespannen naar wat hij te vertellen heeft.

Toen

Er gaat een schok door me heen als ik besef dat de jongen me recht aankijkt. Zou hij gezien hebben dat ik zat te starten? En dat ik dat nog steeds aan het doen ben? Met rode wangen wend ik snel mijn blik af. Mijn gedachten razen door mijn hoofd. Wat moet ik doen? Moet ik zwaaien? Dat komt zo suf over. Net als ik besloten heb dat ik enkel nog een keer wil zien of hij echt naar me kijkt, dondert de trein van 6u08 het station binnen en verspert hij het zicht. Ik zet het op een rennen terwijl er zich een plan in mijn hoofd begint te vormen. Met mijn linkerhand druk op de knop om de treindeuren zo snel mogelijk te openen en ondertussen zoek ik met mijn andere hand een blad papier en een stift. Of een pen, bij gebrek aan beter. Ik haast me een wagon in, zet me aan de juiste kant van het gangpad en zie dat de jongen inderdaad nog altijd naar me staat te kijken. Hij kantelt zijn hoofd een beetje, alsof hij zich afvraagt wat ik van plan ben te doen. Met het blad papier en de pen in de aanslag, krabbel ik zo gauw als ik kan mijn telefoonnummer neer en duw ik het tegen het raam van de coupé. De jongen kijkt me eerst verbaasd aan en ik kan hem geen ongelijk geven. Dit is een van de vreemdste dingen die ik ooit heb gedaan, maar ik heb niets te verliezen. Ik hoor het schrille gepiep dat aankondigt dat de deuren van de trein zich elk moment gaan sluiten en kijk nog een keer, bijna wanhopig, naar de jongen op perron vier. Alsjeblieft, smeek ik hem in gedachten, neem je telefoon. Neem je telefoon, neem je telefoon. Net als de trein in beweging begint te komen, grijpt hij naar zijn broekzak, neemt iets in zijn handen en begint te typen. Het laatste wat ik van hem zie voor de trein het station verlaat, is een korte glimlach en een opgestoken duim.

Nu

‘Deze man zit ondertussen al drie dagen onafgebroken op perron vier van het Centraal Station. Naar eigen zeggen wacht hij op iemand, maar hij wil er niet al te veel details over kwijt. Onze ploeg kon hem kort interviewen. Kijkt u even mee.’

De nieuwslezer maakt plaats voor een ietwat amateuristisch, instabiel beeld dat lijkt gefilmd te zijn met een mobiele telefoon of een kleine toeristische camera.

‘Kan u ons kort uitleggen waarom u hier zit?’

‘Ik wacht op iemand.’

De journalist blijft zwijgen in de hoop dat de jongeman tegenover hem verder zal gaan, maar die kijkt de andere kant op.

‘Kan u ons daar iets meer over vertellen?’

‘Er is iemand waar ik op wacht. Ik heb haar al een tijdje niet meer gezien, maar ik hoop dat ze rechtstreeks hiernaartoe komt als ze dit ziet.’

‘Waarom wacht u op haar?’

‘Dat wil ik haar liever zelf vertellen, niet op televisie.’

‘Is er geen andere manier om haar te bereiken? Kan u haar niet bellen, bijvoorbeeld?’

De man lacht kort, wijst naar zijn telefoon en zegt dan: ‘Dat heb ik geprobeerd. Ze heeft me haar nummer gegeven, maar ik denk dat ik iets verkeerd heb overgeschreven.’ Hij wendt zich af van de journalist, neemt opnieuw zijn kartonnen bord vast met de boodschap dat hij op iemand wacht en kijkt naar de mensen om zich heen.

De journalist stelt nog enkele vragen, maar krijgt geen antwoord meer. Het beeld schakelt terug over naar de studio, maar ik luister al niet meer. Aan de voordeur trek ik mijn schoenen aan, neem een willekeurige jas van de kapstok en haast me met mijn autosleutels in de hand naar beneden. Te laat realiseer ik me dat mijn rijbewijs nog boven ligt, maar ik ga niet terug. Als ik onderweg moet stoppen, bedenk ik wel een smoes. Er is maar één ding, maar één iemand waar ik op dit moment aan kan denken.

Toen

‘Dat betekent helaas dat we je moeten laten gaan. Ik hoop dat je weet dat we zeer tevreden zijn over je werk, maar nu er minder klanten zijn, kunnen we niet anders. Orders van hogerop.’

Ik hoor de manager tegenover me nog even doorgaan, maar luister niet meer naar zijn woorden. Ontslagen. Dit is wel het laatste wat ik had verwacht. Niet dat ik deze job zo ontzettend graag doe, maar toch. Ik had een stabiel inkomen, een onkostenvergoeding… Maar blijkbaar dus geen jobzekerheid. Shit. Het enige voordeel is dat ik momenteel niet meer om half zes op moet staan, bedenk ik me. Zo heeft het toch nog een groot voordeel. Hoewel… Dat betekent natuurlijk ook dat ik voorlopig niet met de trein hoef.

Ik sta mezelf niet toe aan de jongen van perron vier te denken, maar neem afscheid van de droogstoppel tegenover me en haast me naar mijn werkplek. Daar maak ik zo snel ik kan de lades van het bureau leeg en gooi alles lukraak in een doos, in de hoop dat niemand de behoefte voelt nog een praatje met me te maken want ik heb geen idee wat ik kan zeggen zonder in huilen uit te barsten. De onzekerheid die nu op me te wachten staat, maakt me doodsbenauwd en het enige wat ik wil, is naar huis gaan, een pizza bestellen en nooit meer uit mijn bed komen. Wel ooit natuurlijk want ik moet zo snel mogelijk een nieuwe job zien te vinden als ik de huur wil kunnen betalen. Terwijl ik in mijn hoofd een stappenplan opstel voor wat ik de komende dagen zeker moet doen om mijn zoektocht naar nieuw werk te vergemakkelijken, kan ik het niet helpen toch aan de man te denken die al weken door mijn hoofd spookt. Zal ik hem ooit terugzien?

Nu

Vandaag parkeer ik niet netjes in een van de vakken, maar laat mijn auto dubbel geparkeerd achter in de eerste rij, het dichtst bij de ingang van het station. Het is druk en in al mijn haast duw ik enkele mensen misschien net iets te hard opzij dan nodig is terwijl ik me naar binnen haast, maar het kan me op dit moment niet schelen. Ik moet hem zien.

Wanneer de trappen naar de perrons voor me opdoemen, ren ik naar de roltrap naast een grote, blauwe vier en loop langs links naar boven. Ook hier is het druk, maar wanneer enkele reizigers een blik op me werpen, lijken ze te beseffen wat ik hier doe. Een aantal mensen zet een stap opzij en maken zo een pad vrij tot aan de ijzeren stoeltjes waar ik hem elke dag, van maandag tot vrijdag, om 6u04 zag. En daar zie ik hem. Ik heb slechts één seconde nodig om te zien dat hij het is. De mooiste, felblauwe ogen die ik ooit heb gezien staren naar me terug, terwijl hij voorzichtig recht staat en één stap in mijn richting zet. In dat moment, in die blik van een seconde, weet ik meteen dat ik hem nooit meer zal laten gaan.

Einde

Dit was het korte verhaal Een Blik van een seconde van Valerie Vaes ik ben echt super benieuwd wat jullie er van vonden. Laat je het me weten in een comment? en dan zoals beloofd hier nog de boekenpraat met Valerie Vaes.

Heel veel liefs, Melanie

*** Let op bloggen is een hobby voor mij, ik heb dan ook niemand die mijn teksten na kijkt op spelling want dat zou mij een paar 100 euro in de maand kosten. Ik heb dyslexie dus de kans is groot dat er hier en daar een spelfoutje in de tekst staat. Ik doe er alles aan om deze te voorkomen maar helaas is dat niet altijd mogelijk. ***

Dit vind je misschien ook leuk...

2 reacties

  1. juni 16, 2024

    […] je genoten van dit korte verhaal lees dan ook eens Een blik van een seconde dat is geschreven door Valerie […]

  2. oktober 24, 2024

    […] geworden naar meer korte verhalen lees dan ook eens Een blik van een seconde of Sneeuwvlokjes […]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *